Thuiskomen | Mensen | Beelden | Contact | Zoom
Greg-avant-la-lettre
Kamiel |
Als er één Zelenaar de zomer van zijn leven beleefd heeft, dan is het ongetwijfeld Kamiel Buysse. De brave man heeft er in een ver verleden een carrière opzitten van beroepsrenner én, niet onbelangrijk, hij is de grootvader van Greg Van Avermaat. Greg reed zich deze zomer in het geel tijdens de Tour de France en wist bovendien God en klein Peerke te verbazen met Goud te behalen op de Olympische Spelen van Rio 2016.
Nu denk je misschien dat ik iets van een sensatiejournalist heb. Niets is minder waar, want ik had Kamiel al geïnterviewd lang voor er van dat Franse geel of dat Braziliaanse goud sprake was. Je weet het of je weet het niet, maar ik ben geen sportman noch een sportliefhebber en dat is ook de reden waarom ik de boot af hou om over Zeelse sportlui een Mensen van bij Ons te schrijven. Maar ik wou het toch eens proberen en ben in de lente eens gaan babbelen met Kamiel.
Roots | School | |
Ik ben geboren den achtste juli 1934, begint Kamiel. Geboren vanachter op Meerskant waar ik nu nog woon. Mijn vader was Jan Buysse en die is als kind na de Eerste Wereldoorlog van Merendree (nu deelgemeente van Nevele) in Zele komen wonen. Mijn moeder was Madeleine Adam en die was geboren in Berlare. Bij ons thuis sneden de messen zo een beetje langs alle kanten, vertelt Kamiel. We hadden een boerenhofke en ik peins dat we vier-vijf koeien hadden toen ik kind was en naast onze boerderij huurden we van de familie Rosseels een huisje waar mijn moeder een winkeltje had én een cafeetje. In ons winkeltje kon je eigenlijk niks misvragen, we verkochten zowel kaas, hesp, kleren, vlaslakens, kortom we hadden van alles in huis. Dat café was een kaarterscafé maar ook de beestenkopers kwamen er ’s morgens om hun druppel en hun koffie en palaberden over de prijs van het vlees en waar je best een koop kon doen. We waren thuis met drie jongens: onze Fernand (1930), ik van 1934 en onzen Antoine was twee jaar jonger dan ik, van 1936. Antoine is in 1959 gestorven. Na zijn legerdienst had hij bijgetekend en bij een ongeluk met een jeep waar hij mee reed is hij om het leven gekomen. (Zijn broer Fernand stierf in juli 2016, net geen 86 jaar.) |
Ik ben eerst naar de kleuterschool geweest op Kamershoek. Weinig Zelenaars weten dat, maar Kamershoek is een éénklassige kleuterschool en die bestaat nu nog altijd. Dat is een afdeling van De Vlinderboom, als ik niet mis ben, zegt Kamiel. Na ’t kleuterke moest ik met mijn broer mee naar ’t Kapellestraatje. Dat was ne serieuze eind, dat kan ik je verzekeren én, voegt Kamiel er aan toe, allemaal te voet, met klompen aan je voeten of schoenen van je oudere broer die drie maten te groot waren, maar met drie paar kousen lukte dat wel. De kinderen van den buiten moesten ook vroeger komen, want zij moesten in de winter de stoven aansteken. We bleven ’s middags boterhammen eten. Die zaten in een gamel die we van de Duitsers hadden gekregen. |
Boeren | ||
Huiswerk, dat was aan ons niet besteed, herinnert Kamiel zich. Na de school moesten mijn broer en ik de baan op met onze koeien. Elk met twee, drie koeien aan een zeel trokken we met die beesten langs de Genste steenweg tot op de Donk en we kwamen terug naar huis als het tijd was om te melken. Die beesten kenden dat, die wisten hun weg en ik reed zelfs op één van hen als we naar huis kwamen. Mijn vader had wat akkers maar slechts één wei en dus moesten we wel met die beesten de baan op, want die wei was vrij rap afgegeten. Maar de Gentse steenweg was een kasseibaan waar in die tijd heel weinig verkeer was. Op mijn veertiende was ’t school uit en moest ik thuis blijven, gaat Kamiel verder, want mijn vader kon me best gebruiken op de boerderij. We hadden drie paarden, want naast boer was mijn vader ook voerman. Iedere week reed hij met een grote platte wagen met houten wielen met goederen van Van der Eecken of Goossens naar Gent. De vooravond werd de wagen geladen met de hand want vorkliften moesten toen nog uitgevonden worden. ’s Morgens om 5 uur vertrok mijn vader dan. Hij reed dan tot aan een afspanning in Destelbergen en daar kregen de paarden haver en water en konden ze wat rusten. Rond elf uur was hij dan op zijn bestemming in Gent. Dan was het lossen en terug laden, want mijn vader bracht iedere keer grondstoffen mee die ze hier in Zele nodig hadden. Geen tien auto’s kwam hij onderweg tegen en zijn paarden, die kenden de weg. Soms deed hij wel eens een dutje terwijl hij naar Gent bolde. |
Ik moest thuis op de boerderij werken en als ik zeg werken, dat was werken, zegt Kamiel met veel overtuiging. We hadden wel een paard, maar het meeste werk gebeurde met de handen. De liefde voor het koersen heb ik geërfd van onze Fernand, vervolgt Kamiel. Die was beginnen koersen en bij de juniors heeft hij zeker twaalf wedstrijden gewonnen. Maar toen hij begon te verkeren, raakte zijn lief in verwachting en moest hij trouwen én gaan werken. Daarmee was zijn koersliedje uitgezongen. En ik ben dan begonnen, maar dat was nijg tegen de goesting van ons vader. Ja, luierik, ga maar koersen, dan moete nie werken, zei hij keer op keer. Ons vader dat was ne vrieë mens, zegt Kamiel, die had met ons geen compassie. Als jonge gast moest ik zakken graan van 80 kilo op een slecht ladderke op de zolder dragen en nooit was het genoeg. Als mijn vader weg was, was al het werk voor mij. Als ge zo’n hele akker met een ploeg met één snee moest omrijden, daar was ik wel een paar dagen zoet mee, zegt Kamiel. Zaaien met de hand en daarna alles plat terten want een rol hadden we niet. Beren was ook nog zo iets leutig. Eerst de kar laden en op den akker met de loete opengooien. Ge stonk dan voor acht dagen en ga dan maar eens verkeren als ge zo een hele dag mest hebt uitgevoerd. Ge moogt u nog tien keer wassen, dat zit in je vel. En dan de tijd van de bieten en de rapen… ik mag er niet aan denken, zegt Kamiel. |
Kamiel met zijn moeder na een overwinning |
Koersen En je fiets, vraag ik Kamiel. O, antwoordt hij, mijn eerste fiets heb ik op den Heikant gekocht bij Tuur Schatteman. Om die fiets te kunnen kopen heb ik jaren moeten sparen. Op onze voutekamer kweekte ik konijnen en die verkocht ik. Met dat geld heb ik mijn eerste velo kunnen betalen. In de tijd was dat een schoon machien, maar als ge dat nu moest zien… Ge moogt dat hier tien jaar op straat zetten, ze zullen dat niet meepakken, lacht hij. Pas op mijn achttiende had ik meer tijd om te trainen, vervolgt Kamiel, want toen moest ik in het leger. Toen ik binnenging was het nog een legerdienst van 24 maanden, maar dat is toen ingekort tot 18 maanden op het moment dat ik er al 19 had geklopt. Ik heb heel mijn legerdienst gedaan in de kazerne Westhoven, iets voorbij Keulen. Ik nam mijn fiets mee op de trein en daar had ik iedere dag tijd om te trainen. In die periode heb ik bij de liefhebbers wel dertig koersen gewonnen. |
Mijn vrouw heb ik leren kennen in 1954 toen ik afzwaaide van het leger. We kwamen van Duitsland en in Brussel hadden we al wat pinten gedronken om onze afzwaai te vieren en ook in Dendermonde bezochten we enkele cafeetjes. Ik was niet gewoon om te drinken en was lichtjes in de wind toen ik in Zele arriveerde. Met mijn zware kitzak moest ik toen te voet naar huis en op de Kouter presenteerden twee meisjes me om mijn zak te dragen. Eén van hen was mijn latere vrouw, Rita Rupus. Zij werkte in die tijd in den Alba en de volgende week wachtte ik haar op na het werk. En zo is dat begonnen, zegt Kamiel. We hebben zo’n drie jaar verkeerd en in 1957 zijn we dan getrouwd. In 2017 zijn we, als ‘t God belieft, 60 jaar getrouwd, zegt Kamiel. Van 1956 tot en met 1963 was ik beroepsrenner, gaat Kamiel verder. De twee jaar ervoor reed ik bij de onafhankelijken. Ik was toen aangesloten bij VC Merelbeke en als je individueel in een koers meereed moest je een witte of een zwarte trui aantrekken. Vanaf 1958 was ik bij een ploeg aangesloten. Mijn eerste was Peugeot - BP - Dunlop. Van heel mijn carrière was 1959 toch het meest memorabele jaar, want toen mocht ik deelnemen aan de Tour de France. |
In die tijd reden ze nog met landenploegen. België stuurde 12 renners en ik was er bij, zegt Kamiel. Ik had dat jaar aardig gepresteerd in de Ronde van België en misschien heeft Fred De Bruyne wel een woordje voor mij gedaan, dat weet ik niet. Maar renners als bijvoorbeeld Rik van Looy waren niet bij de selectie. We hadden één volgwagen, een sportbestuurder, één of twee mechaniekers en twee soigneurs. Dat was het. Het materiaal werd met een vrachtwagen naar het vertrek gereden en wij volgden met de trein, niet zo’n luxebus zoals vandaag. Bij de vrachtwagen haalde je je valies op en met je fiets kon je dan naar het hotel rijden. De eerste dag waren er de gezondheidstesten en de tweede dag vlogen we erin. Gewapend met drie tubes, want als je lek reed was het de kunst om zelf zo snel mogelijk je tube te vervangen. Als het plaklint meekwam, moest je ook dat er terug opplakken en dan verloor je zeker vier minuten. En plat rijden was niet moeilijk in die tijd. Nu is het van het begin tot het einde schone asfalt, maar toen hadden we nog veel kasseiwegen en in de bergen waren de laatste kilometers voor de top gewoon grindbanen en daar was het echt uitkijken om niet lek te rijden. Als je tubes op waren, moest je wachten op de bezemwagen en zo verspeelde je ettelijke minuten. |
Er is zo’n dag geweest dat ik zeven keer lek reed en dat ik zat te wenen op mijn fiets, wenen van de kou en van de tegenslag. Je moest dan ook nog zorgen dat je binnen tijd arriveerde of je lag eruit.
In onze ploeg was ik maar een helper. Eén van mijn taken was zorgen voor drank. Als we in een dorp passeerden, was het afstappen en zorgen dat je aan water of iets anders geraakte in een fontein, een café of een restaurant. Dat was af en toe allesbehalve gemakkelijk. In Parijs ben ik toegekomen met een buil op mijn hoofd. Een cafébaas had met een fles op mijn hoofd geslagen toen ik zijn frigo plunderde. Als helper moest je ook wachten als één van je ploegmaats plat reed. Mijn fiets woog in die tijd 11-12 kilo, gaat Kamiel verder, die van onze Greg weegt er scherp 7, dat is een serieus verschil. Ook was den Tour een pak zwaarder toen. Ik ben er zeker van dat wij duizend kilometer meer reden dan nu. De laatste rit naar Parijs bijvoorbeeld was toen zo maar eventjes 345 kilometer. Ik haalde toen de negende plaats. |
De coureurs van nu worden echt in de watten gelegd. Wij moesten als we aankwamen onze valies gaan halen, kregen een briefje met het adres van het hotel en met de fiets moesten we dat dan gaan zoeken. Ik heb ooit eens twee uren gezocht naar het hotel en ik had dan ook een rit van meer dan 200 kilometer in de benen. Die wegen van toen dat was echt een verschrikking voor je rug. Dat daveren op die kasseien, dat deed echt zeer, dat kan ik je verzekeren, zegt Kamiel. De coureurs van nu zouden er feestelijk voor bedanken als ze moesten afzien zoals ik heb afgezien. Nee, den Tour van toen heeft geen vergelijk met deze van nu. Nu zijn het allemaal luxepaarden, wij moesten echt onze plan trekken. Ik was uiteindelijk 61ste in het eindklassement en toen ik in Zele arriveerde werd ik als een held onthaald, want ik was de eerste Zelenaar die de Ronde van Frankrijk gereden had. Na mij heeft William Tackaert twee keer den Tour uitgereden. |
In 1959 won Kamiel de koers voor beroepsrenners in Zele. Links van hem staat Louis De Pelsmaeker, die later sportjournalist werd voor de BRT. |
En verdiende dat goed, vraag ik hem. Dat was een pak minder dan wat die mannen vandaag krijgen, antwoordt Kamiel. Ik had een vast maandloon van 7000 frank (175 euro), dat was evenveel als ik bij Van Heule verdiende. Bij dat bedrag kwamen natuurlijk de premies zodat het eigenlijk wel de moeite was. Normaal werden de premies verdeeld onder de ploeg, zegt Kamiel, en in 1959, toen ik pas bij de ploeg was, zei mijn sportdirecteur voor de Ronde van België dat ik nog te jong was om mee te delen in de pot. Fred De Bruyne zei tegen mij: ‘Rij dan voor mij en ik zal wel delen met jou’. De eerste dag waren er twee ritten. In de voormiddag reed Fred plat en we verloren 8 minuten in het klassement. De sportbestuurder zei tegen mij: ‘Kamiel, de strategie is veranderd, ge moogt wel meedelen uit de pot’. Daar heb ik feestelijk voor bedankt, lacht Kamiel, eerst was ik niet goed genoeg en nu ik wat premies gereden had, zou ik moeten delen met de rest. Na de Ronde van België kreeg ik zo'n 40 000 frank (1000 euro) en daarmee hebben we onze meubelen afbetaald die we kochten bij onze trouw. Ik heb als beroepsrenner mijnen boterham verdiend, maar ik ben er echt niet rijk op geworden, bekent Kamiel. Als je de bedragen hoort, die beroepsrenners vandaag verdienen… dan waren wij dikke sukkelaars in onzen tijd. Tot in 1963 was Kamiel beroepsrenner. Als je hem googelt, krijg je zijn prestaties netjes op een rij. Ja, zegt Kamiel, achteraf bekeken heb ik het allesbehalve gemakkelijk gehad. Onze boerderij, dat was nijg werken van ’s morgens tot ’s avonds en de combinatie met de koers was niet altijd even simpel. Ik herinner me die koers in Mons. Het was eind augustus en van mijn vader moest ik onze patatten uitrijden. ’s Morgens vroeg reed ik met ons paard alle aardappelen uit en om elf uur stapte ik op de fiets richting Mons. Dat was 80 kilometer. Daar reed ik een koers van 160 kilometer en behaalde de tweede plaats. Met mijn beker op de rug reed ik dan terug naar Zele. Om halftien ’s avonds was ik terug thuis met 320 kilometer op mijn teller en moest ik nog zes koeien melken. Ge moet maar niet gaan koersen, zei mijn vader. ’t Was een vrieë manneke mijn vader, maar als ik bij de beroepsrenners reed, ging hij toch iedere keer kijken als hij kon. |
In 1962 hebben mijn vrouw en ik een winkel overgenomen op de Kouter naast de Matrassen Star. We verkochten allerlei sportartikelen en ook fietsen van het merk Flandria. Mijn dooppeter woonde bij ons in en hij schonk ons de grond waar we nu wonen. We bouwden er een huis op, maar mijn peter heeft het niet meer meegemaakt dat we er gingen wonen. Hij stierf voor we in 1965 verhuisden naar Meerskant. We zijn toen gestopt met de winkel en ik ben gaan werken als kraanman bij CFE (Compagnie Belge de Chemins de Fer et d'Entreprises). Tot mijn 56 jaar heb ik daar gewerkt en toen mocht ik thuisblijven omdat ik beginnen sukkelen was met mijn rug na een werkongeval. |
Moeder Rita, neefje, vader Kamiel, met achter hem Bernadette, Anja en achter haar Marleen. |
Heb je dan nog veel gefietst na je carrière als beroepsrenner, vraag ik Kamiel. Nee, helemaal niet, zegt hij, met mijn gewone baanvelo nog wel, maar op mijne koersvelo kwam ik niet meer op. Dat stak me tegen. Eén keer hebben ze me nog op mijne koersvelo gekregen, maar dat was voor een weddenschap. Ik denk dat ik 65 was of zo en ze daagden me uit om met de fiets vanuit Zele naar onze chalet in de Ardennen te rijden, 203 kilometer. Ik wou me niet laten kennen en op een zaterdag vertrok ik om halfzeven. Alles ging goed tot die hellingen eraan kwamen. Even voor Trois-Ponts zag ik echt af en een koppel dat op een bankje naast de weg zat, zei: ‘Meneer, zou je niet beter te voet gaan?’ De laatste helling voor onze chalet ben ik dan ook afgestapt, mijne rekker was af, maar ik was er geraakt! |
Zijn jongste is Anja (1969). Zij is getrouwd met Christophe Impens. Mijn schoonzoon heeft vijf Belgische records op zijn naam staan en veroverde in totaal veertien nationale titels in het lopen. Hij verbeterde het Belgische record op de 1500m van Ivo Van Damme en het record van Vincent Rousseau op de 2000 m. Ook ons Anja heeft net als ons Bernadette goed gelopen in haar jeugd en nu is ze gebeten door het fietsen (gran fondo). Christophe en Anja hebben twee zonen: Casper en Felix. En, vervolgt Kamiel, mijn familie is goed vertegenwoordigd op de Olympische Spelen. Ronald nam deel als wielrenner in 1980 in Moskou, Christophe in 1996 op de 1500 meter in Atlanta en Greg in 2016 voor het wielrennen. Sport is mijn hele leven, zegt Kamiel. Als mijn meisjes vroeger liepen, ben ik altijd meegeweest en af en toe moest ik zelfs verlof nemen om ze te kunnen wegbrengen. Als mijn kleinzonen koersen, probeer ik er zoveel mogelijk bij te zijn. De koers is mijn lang leven. Ik beleef er veel plezier en iedereen kent mij daar, da’s plezant. Mijn schoonzoon Ronald komt me vaak halen en meestal beland ik dan in de VIP-tent. Eten en drinken à volonté en ik kan de koers volgen op groot scherm. Meer moet dat niet zijn, lacht Kamiel. |
|
Als ik Kamiel interview, zit hij in een rolstoel.
Het gevolg van een heupoperatie.
Maar ’t is stilletjes aan aan het beteren, zegt Kamiel.
Ik heb serieus afgezien. En vraag ik tot slot:
‘Content over je leven?’
O, antwoordt Kamiel, ik heb een goed leven gehad!
Echt de waarheid, ik zou het mij niet beter kunnen voorstellen.
Ik heb niets te kort gehad en als ik naar de koers mag, kan mijn dag niet meer stuk.
Bedankt, Kamiel, voor je verhaal en ik duim voor de sportieve prestaties van je nageslacht!
Mark De Block
13-IX-2016
Epiloog
De zomer van Kamiel
Ik denk dat de zomer van 2016 Maar de kers op de taart |
En nog drie foto's...
Zoek het verschil! |
Acht coureurs op een rijtje ! |
© Mark De Block
Thuiskomen |